Stad, witte wolk

De tekening wordt in dit nieuwe jaar tien jaar oud: Stad/Witte wolk van de Poolse kunstenaar Zbigniew Biel (Częstochowa, 1957). Krijt op papier, abstracte vormen, verschillende perspectieven. Het is alsof je van bovenaf op een stad kijkt, met zijn grillige geometrische vormen links, ronde vormen rechts, ingetogen chaos. Daarboven zweeft, als rustpunt, een wolk van wit krijt. Of is de wolk zelf ook de stad?

Zbigniew Biel, Miasto/Biała chmura (Stad/Witte wolk)
krijt op papier, 2015


‘Enkel over wit zou je een vuistdik handboek kunnen schrijven’, schreef Anton Valens in Een kniebuiging voor de ezel. En: ‘Aan zijn gebruik van wit herken je de ware schilder.’

Lees verder “Stad, witte wolk”

Kunst achter kapotgeschoten ramen

De Meester van de Khanenko-Aanbidding, ‘De Aanbidding der Wijzen’, Bohdan en Varvara Khanenko Museum, Kiev © Wikimedia

Het verschijnsel van de “noodnamen” in de kunstgeschiedenis amuseert me iedere keer weer. Kunsthistorici bedenken zo’n naam voor een maker wiens identiteit we niet kennen. Omdat het meestal om kunstenaars uit de middeleeuwen gaat, zijn de noodnamen vaak prachtig poëtisch. Wat te denken van de Meester van het Amsterdamse sterfbed van Maria, de Meester van het Geborduurde Loofwerk, of de Meester van de Spraakzame Handen?

Lees verder “Kunst achter kapotgeschoten ramen”

Na “Na het einde van de wereld”

Adam Zagajewski en Józef Czapski, Sailly 1986, (c) Maja Wodecka;
Archiwum Adama Zagajewskiego, Kraków

Na mijn vorige blog, over de indrukwekkende tekst van Adam Zagajewski “Na het einde van de wereld”, herinnerde Guus Meershoek me eraan dat Zagajewski in het verleden een gedicht schreef met dezelfde boodschap. Het verscheen in The New Yorker na de aanslag op de Twin Towers – maar Zagajewski schreef het een jaar eerder.
Gevraagd wat hem tot dit gedicht had bewogen (schrijft vertaler Gerard Rasch), “antwoordt Zagajewski dat het waarschijnlijk met zijn jeugd in het door oorlog geteisterde Polen te maken heeft te maken: hij groeide op te midden van de ruïnes. En hij geeft aan dat je dat gedicht als een soort poëtisch manifest kunt beschouwen.”

Lees verder “Na “Na het einde van de wereld””

Na het einde van de wereld

De ruïnes van de Piwnastraat, Warschau 1944
(c) Muzeum Powstania Warszawskiego

Er is zorgelijk veel aan de hand in de wereld – en in ons land. Hoe te schrijven in deze tijden? Hoe de schone kunsten te vieren? Wat is de impact van ons, van mijn, handelen in een tijd waarin de wereld lijkt te vergaan? Het waren vragen die wel eens zwaar op me drukten in het afgelopen jaar.

En daar was ineens deze tekst van de Poolse dichter en essayist Adam Zagajewski. Onderstaand mijn vertaling, speciaal voor jullie, als boodschap voor het nieuwe jaar:

Lees verder “Na het einde van de wereld”

De dood en het mysterie van de dingen

Deze column verscheen eerder op de website van De Lage Landen

David Bailly Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder c Museum De Lakenhal Leiden

David Bailly, Vanitasstilleven met portret van een jonge schilder, 1651 © Museum De Lakenhal Leiden

“De wonderlijke stilte van de dode.” Dat is de eerste zin uit de nieuwe essaybundel van Marjoleine de Vos En steeds is alles er. Over missen en herinneren.

Lees verder “De dood en het mysterie van de dingen”

Collage coming out

Roman, een van de personages uit mijn eerste roman De draad en de vliegende naald, verzamelt woorden die hij knipt uit kranten, melkpakken, plastic flessen. Hij scheurt bladzijden uit boeken ‘zodat de letters een nieuw leven konden beginnen.’ Ik heb me altijd afgevraagd: wat zou hij verder met die woorden doen? Wat zou dat nieuwe leven kunnen zijn?

Toen ik een jaar of twee geleden een tijdje niet kon lezen – een beangstigende ervaring – moest ik steeds aan Roman denken. Hij had een briljante manier gevonden om zich woorden toe te eigenen. Uit woede over het niet-kunnen lezen begon ik net als hij woorden te verzamelen: honderden woorden, duizenden. Ik knip uit alles: tijdschriften en reclamefolders, catalogi en psalmboeken, de scheurkalender van mijn stiefdochter. Al die woorden bewaarde ik in een groene archiefdoos. Aparte sigarenkistjes vulden zich met ‘dieren’, ‘kleuren’, ‘eten’, ‘lievelingswoorden’. Simultaan begon ik ook plaatjes uit te knippen.

Lees verder “Collage coming out”

De takken wiegen in verschillende richtingen – over ‘Familiearchief’ van Boris Chersonski

Vandaag wil ik lezen over Oekraïne en ik twijfel wat ik van de plank zal pakken. Misschien Esther van Katja Petrowskaja of Ze kwam uit Marioepol van Natascha Wodin of misschien dat hele kleine fijne dichtbundeltje Drohobycz van Serhij Żadan? Maar behalve het bundeltje van Żadan heb ik geen ‘echte’ Oekraïense literatuur. Al mijn boeken die met Oekraïne te maken hebben, zijn in een andere taal geschreven, vanuit een andere taal vertaald.

Ik kies voor Familiearchief van Boris Chersonski. Ik had nog nooit van deze Joods-Russische dichter gehoord tot ik deze cyclus van verhalende gedichten op een stapel in de ramsj zag liggen. De bundel greep me meteen bij de keel.

Lees verder “De takken wiegen in verschillende richtingen – over ‘Familiearchief’ van Boris Chersonski”

Ode aan de Poolse literatuur

Mijn Ode aan de Poolse literatuur en waarom iedereen in december Szymborska, Prus, en vooral Myśliwski moet kopen voor in de schoen en onder de boom. Of voor jezelf, gewoon, omdat het kan. En lezen natuurlijk! De Ode mocht ik onlangs uitspreken op Spui 25 ter ere van vertaler Karol Lesman, laureaat van de Martinus Nijhoffprijs. Lees verder “Ode aan de Poolse literatuur”

Een woord dat halverwege zijn klank verliest

Voor de derde keer op rij mocht ik een bijdrage leveren aan een publicatie in de succesvolle reeks Nederland in ideeën, waarin toonaangevende wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag op het raakvlak van wetenschap en maatschappij. Dit jaar werd de vraag gesteld door Anton Corbijn: ‘Waar verzet jij je tegen?’

Dit is mijn antwoord: Lees verder “Een woord dat halverwege zijn klank verliest”