‘Wees niet onverschillig’. Dat was het levensmotto van de Pools-Joodse historicus, journalist en Auschwitz-overlevende Marian Turski. Hij overleed op 18 februari, 98 jaar oud. Op zondag 23 februari werd hij onder grote belangstelling begraven op de Joodse begraafplaats in Warschau.
Marian Turski (Foto: M. Jaźwiecki / Muzeum Historii Żydów Polskich)
‘Wees niet onverschillig’ – het was de ondertoon van alle gesprekken die je met Marian Turski voerde. Ik leerde hem kennen in de jaren negentig, toen ik cultureel attaché was aan de Nederlandse Ambassade in Warschau.
Onvermoeibaar zette hij zich in voor de verbetering van de Pools-Joodse betrekkingen en op allerlei manieren leefde hij voor wat het betekent om niet onverschillig te zijn. Hij schreef er talloze artikelen over, verzamelde getuigenissen van Holocaust-overlevenden, nam jongeren (en mij) mee naar de Joodse begraafplaats in Warschau om het verhaal van de Poolse Joden te vertellen. Enkele honderden meters verderop, in het hart van wat ooit de Joodse wijk van Warschau was, verrees het museum voor Joodse geschiedenis POLIN – Turski was initiatiefnemer en onwankelbaar pleitbezorger. Tot op hoge leeftijd reisde hij de wereld over om de benodigde fondsen voor het museum bij elkaar te brengen. ‘Dit is om die grote etnische groep – Poolse burgers – tien procent van de mensen die hier leefden, in herinnering te houden’, zou hij later over het museum zeggen. ‘Zoveel mensen zijn er verdwenen. Ze zijn er niet meer. En dit moet dat vacuüm opvullen. En dit is het monument dat ik wil bouwen – voor mijn vader, mijn broer, en alle Joden.’
Marian Turski, op 26 juni 1926 in Druskininkai (toen Polen, nu Litouwen) geboren als Mosze Turbowicz, groeide op in Łódź in een Marxistisch-zionistisch milieu. Als jongen van veertien kwam hij in mei 1940 samen met zijn ouders en broer in het getto van Litzmannstadt (Łódź) terecht. Met het laatste transport werd hij naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij op 31 augustus 1944 arriveerde. Over die dag van aankomst zou hij bijna zeventig jaar later de aangrijpende tekst Mijn gelukkigste dag schrijven – de dag dat het besef kwam dat hij niet naar de gaskamers zou worden gestuurd, maar een kans op leven had. Hij overleefde twee dodenmarsen – in januari 1945 van Auschwitz naar Buchenwald en in april van Buchenwald naar Theresienstadt, waar hij op 8 mei 1945 werd bevrijd door het Rode Leger. Zwaar ondervoed, lijdend aan scheurbuik en tyfus, verbleef hij lange tijd in een sanatorium om aan te sterken. Het duurde maanden voordat hij naar huis terug zou keren en op een wonderbaarlijke manier zijn moeder terug zou vinden. Zijn vader en broer waren in Auschwitz vermoord.
Jeugdfoto van Marian Turski (foto uit documentaire My happiest day)
Na zijn herstel studeerde Turski geschiedenis in Wrocław. Als journalist en historicus die zich wilde inzetten voor het opbouwen van een nieuw, communistisch, Polen, werd hij lid van de partij en verbond hij zich al snel aan verschillende communistische tijdschriften. Vanaf 1958 – tot aan zijn dood – was hij chef geschiedenis van het weekblad Polityka.
Zoals veel andere Poolse Joden veranderde hij kort na de oorlog zijn naam om veiliger te kunnen leven – ook na de oorlog vonden er nog regelmatig antisemitische incidenten plaats, met als dieptepunten de pogroms van Kraków (1945) en Kielce (1946). Het was geen geheim dat hij Auschwitz-overlevende was, het nummer op zijn arm was duidelijk zichtbaar: B-9408. Maar van zijn kampmaanden herinnerde hij zich bijna niets. ‘Ik denk dat deze amnesie me na de oorlog zonder trauma liet leven’, zou hij hierover veel later zeggen. ‘Ik herinner me bijna niets van wat ik gedurende de oorlog heb doorgemaakt. Dat verleden was in de mist verdwenen.’ Maar uit de flarden van herinneringen kwamen enkele ervan juist haarscherp aan de oppervlakte. Zo kon hij, al ver in de negentig, nog foutloos dat lied neuriën dat de Joodse kappers uit Nederland in Auschwitz zongen: Ik hou van Holland – tralalalalalala …
Pas in 1966, tijdens een bijeenkomst waarin hij met mede-gevangenen de bevrijding uit Theresienstadt herdacht, kreeg hij stukjes van zijn geheugen terug omdat de anderen over hun gezamenlijke herinneringen vertelden. Maar waren dat wel zijn eigen herinneringen? Of waren het vertellingen gebaseerd op de verhalen van de anderen? Deze vragen brachten een nieuw inzicht aan het licht: Turski wilde zich gaan inzetten om ‘beheerder’ te worden van de herinnering aan de Joodse aanwezigheid in Polen.
Toen kwam 1968, het jaar van de grote antisemitische campagne in Polen, die een grote uittocht op gang bracht. Zo’n 30.000 Joden emigreerden. Anderen bleven, en werden zich nog meer dan anders bewust van hun Joods-zijn. Ook voor Marian Turski was 1968 een scharnierjaar – later zou hij hierover zeggen dat zijn identiteit veranderde van ‘een Pool van Joodse afkomst’ in ‘Pools-Joods’. Dat betekende dat het Joods-zijn een grotere rol in zijn leven begon te spelen. In het midden van de jaren tachtig vond er nog een ontwikkeling plaats die versterkt werd door de omwentelingen van 1989: een coming out van Joden die nooit ontkend hadden Jood te zijn, maar nu als Jood het publieke domein betraden. Turski was een van hen. Hij werd bestuurslid (en uiteindelijk voorzitter) van het Joods Historisch Instituut, voorzitter van het Internationale Auschwitz Comité, en begon zijn plannen voor museum POLIN tot uitvoering te brengen. Tot aan zijn dood zou hij van het museum bestuursvoorzitter zijn.
Het POLIN Museum (Foto: Maciej Jeżyk/Muzeum Historii Żydów Polskich)
Maar zijn bereik werd veel groter dan die bestuursfuncties. In toespraken, ontmoetingen over Pools-Joodse en Pools-Duitse verzoening, tijdens bezoeken van staatshoofden, (vredes)conferenties, wetenschappelijke symposia, jongerenontmoetingen en in talloze interviews en teksten toonde hij zich de beheerder van de herinneringen aan de Joodse aanwezigheid in Polen die hij zo graag wilde zijn. In drie bundels (Losy żydowskie) zou hij persoonlijke verhalen van overlevenden verzamelen (later vertaald als Polish Witnesses to the Shoah, 2007). Over zijn eigen herinneringen begon hij pas te spreken in 2001 – toen op het voormalig kampterrein in Auschwitz de ‘sauna’ voor het publiek toegankelijk werd gemaakt. Daarna zou het nog tien jaar duren voordat hij Mijn gelukkigste dag publiceerde.
Wereldwijd werd hij bekend met zijn indrukwekkende toespraak tijdens de 75e herdenking van de bevrijding van Auschwitz op 27 januari 2020. ‘Auschwitz ist nicht vom Himmel gefallen’, betoogde hij, waarmee hij de bondspresident van Oostenrijk Alexander van der Bellen citeerde. Eerst werd het Joden verboden om op bankjes te zitten, zwembaden en parken werden voor Joden gesloten. Zo sloop Auschwitz in kleine stapjes de samenleving binnen. ‘Het is gebeurd, daarom kan het opnieuw gebeuren’, citeerde hij Primo Levi. ‘Het kan gebeuren, en het kan overal gebeuren.’ Daarom is het elfde gebod, ‘Gij zult niet onverschillig zijn’, zo belangrijk. ‘Want als je onverschillig bent, zal er voordat je het weet een nieuw Auschwitz uit de lucht vallen voor jou of je nakomelingen.’ Wees niet onverschillig voor leugens, geschiedenisvervalsing en discriminatie van minderheden: democratie vereist een actieve houding van iedereen. Dat was de boodschap die Turski wilde brengen aan zijn dochter, zijn kleinkinderen en hun leeftijdgenoten. Enkele maanden later zou hij een open brief schrijven aan Mark Zuckerberg, waarin hij de baas van Meta opriep om Holocaust-ontkenning op Facebook te voorkomen.
Om iedereen een leven lang te laten lernen, deelde Marian Turski graag boeken uit, voorzien van persoonlijke, wijze, lieve, (en deels onleesbare) opdrachten. In de boeken die hij me gaf zie ik de ontwikkeling van onze vriendschap terug. De opdrachten erin worden persoonlijker, van ‘Pani (mevrouw) Verschoor’ werd ik ‘pani Gerdien’ en uiteindelijk ‘Gerdien’. Ik kan me niet meer herinneren wanneer we Bruderszaft hebben gedronken (het Poolse we-gaan-elkaar-tutoyeren ritueel), maar afgaande op de opdrachten in de boeken moet dat rond de eeuwwisseling zijn geweest. Ik vertrok toen uit Polen, maar bleef er terugkomen. En bij vrijwel ieder bezoek aan Warschau ontmoetten we elkaar. Hij legde de wereld aan me uit (zoals kleindochter Klaudia zei: ‘met zo’n grootvader heb je geen Google meer nodig’), gaf me boeken (over de Joodse geschiedenis of de Pools-Joodse verhoudingen), nam me mee naar een tentoonstelling (van Joodse kunst) of een voorstelling in het (Joodse) theater. We lunchten op de redactie van Polityka of in het museumcafé van Museum POLIN. Altijd schepte hij me te veel eten op, nooit at ik mijn bord leeg – ik wist dat hij mijn kliekjes op zijn bord zou schuiven. Het verhaal gaat dat hij voor zijn dierbaren altijd een stukje brood met zich meedroeg.
Met Marian Turski tijdens een Koningsdagreceptie op de Nederlandse Ambassade in Warschau, 2017
Ik behoor tot een generatie die mede gevormd is door de getuigenissen van Holocaustoverlevenden zoals Marian Turski. Zijn teksten en onze gesprekken vormden mede mijn blik op de geschiedenis van Polen en de Pools-Joodse verhoudingen – en daarmee had Turski grote invloed op mijn persoonlijke en professionele leven. Zijn getuigenis uit de kampen is geen vuistdik boek – Mijn gelukkigste dag heeft nauwelijks 1500 woorden en ik ben de tekst tot nu toe nog niet tegengekomen in anthologieën van de kampliteratuur. Maar misschien is het juist dankzij zijn vergeten herinneringen dat Turski zo goed kon verwoorden en voorleven van wat hij zag als de erfenis van de Holocaust: het eerbiedigen van dat elfde gebod.
Dit stuk verscheen ook op Donaustroom, 4 maart 2025
De meeste citaten van Marian Turski in dit stuk zijn afkomstig uit de documentaire van Michał Bukojemski My Happiest Day (1995) en uit het interview dat Joanna Podgórska met Marian Turski maakte ter gelegenheid van zijn 95e verjaardag en dat werd herdrukt in Polityka, 25 februari 2025.
Verder lezen en kijken:
Marian Turski, Nie bądź obojętny – Thy Shalt Not Be Indifferent, verzameling teksten met o.a. ‘My luckiest day’ (‘Mijn gelukkigste dag’), met een voorwoord van Olga Tokarczuk, Wydawnicztwo Czarne & Association of the Jewish Historical Institute of Poland (Wołowiec 2021)
De integrale toespraak Wees niet onverschillig, Auschwitz-herdenking, 27 januari 2020
Ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag maakte kleindochter Klaudia Siczek dit persoonlijke filmpje Instructions For Who To Ask
Terwijl we bijna verdrinken in de stroom van de overelkaarheenbuitelende actualiteiten gooit Gerdien een reddingsboei Ze laat een lichtbundel schijnen om een stralend mensenleven te laten zien aan ons en zijn ook NU belangrijke boodschap daardoor ook weer te verspreiden : Wees niet onverschillig ! (vele malen herhalen )
Rust in Vrede Marian Turski …..
Mooi en ontroerend, Gerdien.