‘In alle huizen die ik in mijn leven heb bewoond, vooral in mijn studententijd, liet ik altijd iets onaf. In mijn achterhoofd zat het wellicht vreemde idee dat wanneer een huis helemaal af zou zijn, ik op zoek moest naar een ander huis. Want dan was er niets meer te doen en blijkbaar moet ik altijd iets te doen hebben.’ Dit is een citaat uit een van de mooiste fragmenten van het nieuwe boek van Gerbrand Bakker, Aan mij heb je niks, het vierde deel van Bakkers ‘autobiografische geschriften’ dat verscheen in de serie Privé-domein van de Arbeiderspers.
Meteen moest ik denken aan de woorden die Nico van Hout ooit voor me voor me opschreef in zijn boek Het onvoltooide schilderij: ‘Een af boek over onaffe kunst is zeker beter dan een onaf boek over voltooide kunst.’
In Het onvoltooide schilderij bespreekt Nico van Hout 51 werken, oud en modern, van Vlaamse, Hollandse, Franse, Spaanse, Italiaanse, Duitse en Oostenrijkse meesters die onvoltooid zijn gebleven. Van Hout doet al jaren materiaaltechnisch onderzoek naar schilderijen. Hoe bouwden kunstenaars hun schilderijen op? Welke lagen van een kunstwerk kunnen wij al kijkend èn met moderne technieken blootleggen? Wat komen we daardoor te weten over het schilderkunstige proces en misschien zelfs over de bedoeling van de kunstenaar? En als het gaat om het onvoltooide, vraagt Van Hout zich af: illustreren onaffe kunstwerken de artistieke zoektocht van kunstenaars of hun worsteling met de materie niet veel beter dan voltooide werken?
Jan van Eyck, De Heilige Barbara van Nicodemië, 1432
(c) Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
Neem nu de Heilige Barbara van Jan van Eyck, het beroemde paneeltje in Antwerpen dat Van Hout bespreekt. De Heilige Barbara zit met neergeslagen ogen in een boek te bladeren, omringd door de wijd uitwaaierende plooien van haar rok. Van Eyck heeft veel aandacht aan die plooien besteed, maar met nog meer aandacht heeft hij de ragfijne details van het onvoltooide bouwwerk achter de heilige getekend. Is dit nu een voltooide tekening, die Van Eyck op dit paneeltje heeft aangebracht? Of was het de bedoeling de tekening verder uit te werken tot een schilderij? En waarom heeft hij dan zijn onderschildering, de doodverf, niet verder afgewerkt? ‘Zag de kunstenaar de bedrijvige bouwloods misschien als een symbool voor het streven naar een hoger doel, namelijk het bouwen aan de universele kerk?’, vraagt Van Hout zich af. ‘Was het de visie die hij wilde uitdragen door middel van een onvolmaakte torenromp … in een onvoltooid schilderij?’
Sommige kunstwerken bleven onvoltooid door overmacht (ziekte, dood en verderf), maar er bleven ook werken onafgemaakt als bewuste tactiek (ze werden bijvoorbeeld pas voltooid als er een geïnteresseerde koper opdaagde). Soms zijn onvoltooide schilderijen ook het restproduct van ‘een gefnuikt of anderszins gestold groeiproces’ – de kunstenaar loopt vast. Die werken bieden ons een inkijkje in de artistieke ontdekkingsreis die zich normaal gesproken onder de bovenste verflagen van het kunstwerk verbergt. Ook waren er kunstenaars die gebruik maakten van het nonfinito – ze lieten een werk bewust onvoltooid en nodigden daarmee ons, de kijkers, uit om het werk in ons hoofd af te maken of in te vullen. Van Hout geeft hiervan een mooi voorbeeld. Bij een wedstrijdje snelschilderen bracht Jan van Goyen overal op zijn paneel verf aan, alsof het een agaatsteen of gemarmerd papier was. Dat stoffeerde hij vervolgens met boerendorpjes, stadspoorten, scheepjes en schuiten, die, aldus tijdgenoot Samuel van Hoogstraten, ‘in een chaos van verwen verborgen laegen’ – een chaos die door ons brein als landschap wordt ervaren.
Jan van Goyen, Gezicht op Leiden, 1650
(c) Museum de Lakenhal, Leiden
Aan mij heb je niks is ook zo’n onvoltooid schilderij. De bovenste lagen zijn een feest om te lezen – Bakkers notities over ‘het dagelijkse’, zijn schrijverschap, de bezoekjes aan zijn moeder, zijn verliefdheid op Mathieu van der Poel. Maar daaronder is altijd een andere laag aanwezig.
‘Do you believe in God’, vraagt een vrouw hem tijdens een lezing in Istanboel. Dat brengt de schrijver met een sprong terug in de tijd – de vraag herinnert hem aan de verdrinkingsdood van zijn jonge broertje Ariën. De verwerking van dat verdriet is altijd ‘onvoltooid’ gebleven en het broertje zelf altijd aanwezig in zijn werk. ‘Hij is er waarschijnlijk de reden voor dat ik schrijf’, zegt Bakker hier zelf over. ‘Vrijwel alles wat ik ooit in een roman heb opgeschreven raakt eraan.’ Soms als ‘bovenlaag’, zoals in zijn roman Juni. Maar veel vaker verborgen, als de onderschildering die nodig is om de bovenlagen te laten sprankelen. Of, om met de woorden van Nico van Hout te spreken: ‘Het ntbr k nd s z k r z b l ngr k ls h t z chtb r .’
Voor mijzelf is het lezen van de dagboeken van Gerbrand Bakker ook een onvoltooide. Nu ik zijn nieuwste deel uit heb, begin ik gewoon weer aan het eerste.
Deze column verscheen eerder op de website van De Lage Landen
Verder lezen:
Gerbrand Bakker, Aan mij heb je niks, Amsterdam (Arbeiderspers, Privé-domein nr. 334), 2025
Nico van Hout, Het onvoltooide schilderij, Antwerpen (Ludion) 2012




Gerdien,
Leuk dat je ook zo veel aandacht geeft aan Van Houts boek. Ik heb er al vaak in zitten bladeren.
Bakker is me total onbekend. Dank voor de tip.