Waarom Jacobus Vrel in de CODART Canon moet

Vijf jaar geleden zag ik dat kleine, adembenemende schilderij van Jacobus Vrel voor het eerst in het echt: Interieur met een vrouw die het haar van een meisje kamt. Ik schreef er een blog over, hoe een enkel schilderij je leven in een fractie van een seconde weer rond kan maken, en hoe me dat bij dit paneeltje overkwam. De vrouw met de kam in haar hand, de witte muur, de mantel rechts en de schaduwen ervan, de hoepel en het papiertje op de grond – daar niet achteloos neergelegd, maar cruciaal voor de spanning in de voorstelling. Ik ben naar het schilderij blijven kijken, haal het af en toe op het scherm van mijn laptop tevoorschijn, om het gevoel van toen terug te halen – en soms lukt dat en dan tilt het me op, net als toen, boven het alledaagse uit.

Er is nog een schilderij van Jacobus Vrel dat me de adem kan benemen en dat hangt in Parijs: Vrouw die voor een venster een kind toezwaait. Het lijkt wel of we hier dezelfde vrouw zien als in Detroit: witte doek om hoofd en schouders, rood jakje, blauwe rok. En ook hier weer die magische orde: het interieur met de lege witte muur, de rechte lijnen, een orde die gek genoeg nog wordt versterkt door dat slordige papiertje (waarvan ik een paar jaar geleden dacht dat het een doekje was) op de vloer, dat Vrels signatuur draagt. Ook hier die vreemde gewaarwording: het is alsof je door een gaatje in een kijkdoos kijkt, waar Vrel een kleine, intieme scène voor je heeft klaargezet.

De Vrouw die voor een venster een kind toezwaait heeft net als in zoveel andere schilderijen van Jacobus Vrel urenlang onbeweeglijk op haar stoel gezeten. Ze zit voor het raam, buiten is het donker, in het ruitjesvenster zien we alleen de weerschijn van een kroonluchter. Gordijnen hangen recht naar beneden, borden staan in het gelid bovenop het raamkozijn. Nacht, stil, rust. Dan wordt de vrouw uit haar overpeinzingen gestoord: er staat een kind achter het raam. Heeft het kind haar geroepen, tegen het raam getikt misschien, om haar aandacht te trekken? De vrouw schrikt ervan, ze draait zich zo snel om dat haar stoel bijna omvalt, en ze zwaait. Ze zwaait naar het kind achter het raam en ook al kunnen we haar gezicht niet zien: we weten dat ze lacht, want het kind lacht terug.

Ik schrik er zelf ook een beetje van. Want na al die andere in zichzelf verzonken, vaak met hun rug naar ons toegekeerde vrouwen, tovert Vrel hier ineens een personage tevoorschijn dat contact zoekt met de Ander. Even heb ik de vreemde gewaarwording dat ze zich zometeen, als ik zacht op de kijkdoos zal kloppen, ook naar mij zal omdraaien om naar mij te zwaaien. Waar is Vrel op uit in dit schilderij? Zoekt hij in dit zwaaien ook contact met ons, de toeschouwers? Of blijven wij, net als bij zoveel van zijn andere interieurs, buitenstaanders, voyeurs die naar de intimiteit van in zichzelf gekeerde vrouwen staan te koekeloeren?

Jacobus Vrel moet in de CODART Canon omdat hij je boven het alledaagse uit tilt. Jacobus Vrel moet in de canon omdat hij stilte boven lawaai laat prevaleren. Jacobus Vrel moet in de canon omdat hij een van de mooiste werkjes uit de zeventiende eeuw heeft geschilderd.

Ik vrees dat het me niet gaat lukken om twee werken van Jacobus Vrel de CODART canon in te krijgen. En daarom, beste CODART Canon commissie, hou ik de mooiste, die in Detroit, voor mezelf. Aan jullie geef ik dan die andere, de meest ongewone: de Vrouw die voor een venster een kind toezwaait.

 

Interieur met een vrouw die het haar van een meisje kamt, paneel, 55.9 x 40.6 cm, The Detroit Institute of Arts, Detroit
Vrouw die voor een venster een kind toezwaait, ca. 1650, paneel, 45.7 x 39.2 cm, Collectie Frits Lugt, Parijs