Ineens lijkt alles deze dagen over herinnering te gaan. Vandaag bevond ik me in het gezelschap van zo’n tweehonderd oorlogsoverlevenden en hun nabestaanden die hun herinneringen al meer dan twintig jaar delen met schoolkinderen, samen gaven ze de laatste twee decennia zo’n twintigduizend gastlessen, ze deelden hun herinneringen met naar schatting een half miljoen leerlingen.
Maar wat betekent dat, herinnering? Moeten onze herinneringen één op één gelijk zijn aan de historische feiten? Of is het de taak van een museum, een historicus of een docent om de historische waarheid te vertellen en mogen wij dan onze eigen herinneringen creëren als die ons helpen ons verleden te verwerken? En hoe delen we die met de ander? En op welke manier vervormen onze herinneringen zich als we hetzelfde verhaal iedere keer weer vertellen, memoires lezen van anderen die dezelfde of vergelijkbare gebeurtenissen hebben meegemaakt, of films bekijken waarin we onszelf herkennen?
Dat waren de vragen van vandaag. Maar het waren ook de vragen van gisteren, toen ik me ineens in het sprookjesachtige papieren theater van Frits Grimmelikhuizen bevond. Geïnspireerd door het lied Im Abendrot uit de Letzte Lieder van Richard Strauss, maakte hij een dromerige voorstelling die bestond uit papier, muziek en licht.
Terwijl een klein publiek in doodse stilte naar het papieren theater zat te kijken dat niet veel groter was dan een ruim uitgevallen schoenendoos, begon er vanuit een aardedonkere wereld langzaam een maan te schijnen die de hemel verlichtte. Er ontvouwde zich een dromerige vertelling waarin Griekse klaagvrouwen, een heer met een wandelstok, en een schildpad de hoofdrol speelden. Of nee, er waren geen hoofdrollen, want iedere keer als je dacht dat je een verhaallijn te pakken had werden er weer nieuwe figuren ten tonele gevoerd die een houterige rituele dans leken uit te voeren. Elegante danseressen, doorzichtige mannen met de handen in hun zakken, en, gelukkig, een engel met gekunstknipte vleugels.
De papieren acteurs lieten door de muziek van zich spreken: de voorstelling werd gedragen door een onwezenlijk lang uitgerekt Im Abentrot, dat beverig klonk, alsof het van heel ver kwam. Mensen vielen als regen uit de hemel, een meteoriet steeg er in op, doodsgravers sjouwden rond met een kist op hun schouders, gevolgd door een groepje rouwenden, de schildpad sjokte erachteraan, tijd die maar niet wilde verstrijken. We waren gevangen in een droom die over leven en dood ging, over donker en licht, over herinneringen die met ons meereizen, een droom over onze eigen treurigheid en het verdriet van de ander. Toen ergens in de diepte van de papieren coulissen flarden van Purcell’s Remember Me begonnen te klinken en de maan in de theaterhemel verdween en het licht in de zaal weer aanging, durfden we elkaar niet aan te kijken.
Na de voorstelling mochten we achter de schermen koekeloeren hoe Grimmelikhuizen te werk gaat. Ik was bang dat hij ons daarmee de magie zou ontnemen van wat we zojuist hadden ondergaan. Maar het tegendeel was het geval. De papieren acteurs lagen nog na te trillen op hun genummerde stokjes en leken niet te kunnen wachten om aan een nieuwe voorstelling te kunnen beginnen. In de verte hoorden zij al dat vreemde lied, Im Abendrot:
Wir sind durch Not und Freude
gegangen Hand in Hand:
Vom Wandern ruhen wir beide
nun überm stillen Land.
Rings sich die Täler neigen,
es dunkelt schon die Luft,
zwei Lerchen nur noch steigen
nachträumend in den Duft.
Tritt her und laß sie schwirren,
bald ist es Schlafenszeit,
daß wir uns nicht verirren
in dieser Einsamkeit.
O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot,
wie sind wir wandermüde –
Ist dies etwa der Tod?
Meer informatie over het papieren theater van Frits Grimmelikhuizen vind je hier.