… zei Peter Hecht tijdens zijn afscheidscollege op 29 juni, zijn laatste optreden als hoogleraar kunstgeschiedenis van de Universiteit van Utrecht. Wat mooi is, is geheim – zoals ik de titel van dit stukje even leen van Peter Hecht, zo leende hij hem weer van Jan Emmens, die er sarcastisch op liet volgen: ‘Er mag niet over worden gepraat. Waarover gepraat wordt is niet mooi meer. Het is niet meer geheim.’ En daarom wordt het de kunsthistoricus meestal ontraden om over kwaliteit te spreken. Gelukkig verzet Hecht zich daartegen: ‘Als de door ons bestudeerde kunst niets meer te melden heeft dat om bewondering of afkeer vraagt en kunst wordt opgevat als een willekeurig luxeproduct dat geen verdere betekenis meer heeft of genereert, dat zou die hele kunstgeschiedenis mij ook niet veel meer kunnen schelen.’ Nee, mij ook niet. Zelfs al ontsluiert de betekenis van een kunstwerk lang niet altijd het geheim van de schoonheid ervan.
Dat doet me denken aan de Nederlandse auteur Cees Nooteboom, die in zijn essays keer op keer schrijft over het mooie (en dus geheime?) in de kunst. Niet als ‘kenner’, maar ‘gewoon’ als ‘kijker’ (hetgeen hij zelf steeds benadrukt) verwondert hij zich keer op keer over dat, wat kunst vermag. Over het werk van Zurbarán, die alle raadsels van licht en schaduw schilderde, over ‘de paradox dat niet de voorstelling, ook al stelt die een mystieke ervaring voor, het idee van mystiek oproept, maar dat twee vierkante meter wit of zwart, waar het anekdotische oog zo vanaf glijdt (gewoon, een stuk pij in de rechterbenedenhoek), dat effect wèl hebben.’ Of hij zegt het zo: ‘Soms zoekt een kunstwerk als een geleide raket precies dat doel in je innerlijk waar zich eenzelfde soort geheim afspeelt, je wéét waar het over gaat, platonisch bestaat de mogelijkheid dat je er ooit een formule voor vindt, daar moet je naar blijven zoeken, maar zolang je hem niet gevonden hebt mag je het geheim niet versluieren, en je mag het zeker niet beledigen door er een lompe formule voor te bedenken. Kijken, luisteren, lezen, het blijft werken.’
‘Wat mooi is, is geheim’, maar dat ontslaat de kunsthistoricus niet van de opdracht om kunstwerken te duiden en er betekenis aan te geven, betoogt Hecht. Schoonheid of geheimzinnigheid mogen geen excuses zijn voor luiheid. Het is hard werken, kunsthistoricus zijn. En gelukkig doe je dat niet voor niets, want het zijn mensen als Nooteboom die je zaalteksten lezen, die antwoorden zoeken in de catalogusteksten die je hebt geschreven. Maar omdat dat, wat mooi is, vaak geheim is, is ook in die teksten lang niet altijd het antwoord te vinden. Nooteboom: ‘Grote kunst wikkelt je in raadsels, daar moet je dan maar mee klaar zien te komen.’
De citaten van Cees Nooteboom zijn afkomstig uit ‘Gelispel van goud en bruin en loodgrijs’, ‘De filosoof zonder ogen’, en ‘Een koningin lacht niet’, gepubliceerd in Wat het oog je vertelt. Kijken als avontuur, Amsterdam/Antwerpen 2016
Afbeelding: Francisco de Zurbarán, De Heilige Serapion, 1628, Wadsworth Atheneum Museum, Wadsworth