Op mijn werkkamer van het Herinneringscentrum bij Kamp Westerbork heb ik twee foto’s opgehangen. Het zijn twee sterk vergrote opnames van een parfumflesje en een broche van een hondje, die door fotograaf Sake Elzinga bijna etherisch tegen een zwarte achtergrond zijn weergeven. De uitvergrotingen werken zo vervreemdend dat de foto’s autonome kunstwerken zijn geworden. Maar hun schoonheid bedriegt. In 2011 werden het flesje en de broche samen met nog talloze andere voorwerpen tijdens opgravingen door archeoloog Ivar Schute en zijn team opgediept uit de bodem van het voormalige kampterrein.
De lijst van voorwerpen die tevoorschijn kwamen bij de archeologische werkzaamheden op twaalf vierkante meter heeft Schute in vijf bladzijden beschreven in zijn boek, In de schaduw van de nachtvlinder. Een archeoloog op zoek naar de Holocaust. Het is het bijzondere en heel persoonlijk opgeschreven verhaal van een onderzoeker die uit de aard van zijn vak een bijna fysieke relatie aangaat met de Holocaust. ‘Het met je handen uit de grond halen van een zakhorloge of een scheermes, of er als toeschouwer naast staan, verbindt je plotseling met een verleden dat het jouwe wordt’, schrijft Schute over zijn werk als archeoloog. Maar het werk van een archeoloog van de Holocaust overstijgt die historische sensatie. Nu de overlevenden van de Holocaust ons ontvallen, is een actieve omgang met de materiële cultuur van de Holocaust nog belangrijker, schrijft Schute. Immers, daarmee proberen we te begrijpen wat een kamp was en hoe de levensomstandigheden er waren. ‘Jongere generaties stellen nu eenmaal andere vragen en hebben een ander perspectief. De zeggingskracht van de materiële cultuur blijkt daarin als middel van enorme waarde.’ Opgravingen op voormalige kampterreinen kunnen, aldus Schute, zelfs een ‘maatschappelijk therapeutisch effect’ hebben.
Schute schrijft niet alleen over opgravingen in Westerbork. Want als je goed kijkt, zijn sporen van de Holocaust nog op vele plekken in het landschap te vinden. Hij schrijft over inscripties in bomen, afwijkingen in grasvelden, sporen van een tunnel in Sobibor. Hij schrijft over een opgegraven oorbel, naamplaatjes, vingerhoeden. Van wie waren die voorwerpen, die ieder in hun kleinheid een enorm verhaal vertellen? Kunnen we ze nog verbinden aan een naam, een gezicht? En welke ethische, morele en religieuze vragen werpen zich op voordat je een schepje in de grond mag steken? Hoe moet je hier als archeoloog mee om gaan, zonder gevoelige grenzen te overschrijden of mensen te beschadigen?
Aan dit alles moest ik denken toen ik vlak voor de kerst een boekje aantrof tussen de post. Manzanilla. Caribische verhalen van Ivar Schute.
‘Op 6 april 2021 heb ik een hersenbloeding gekregen’, zo begint Schute het voorwoord. ‘En drie dagen later een hartstilstand. Tot dan was ik min of meer bewusteloos.’ Een hersenbloeding. En afasie.
‘Ik sprak eerst twee woorden: nee en ja.’
Maar. Je bent archeoloog of je bent het niet. Het lukte Ivar Schute om woord na woord op zijn afasie te bevechten: bodemvondsten die hij opgroef uit zijn geheugen, en wat voor bodemvondsten! Haaienjongen, vleugelschelp, opgravingsleider. Prachtige woorden, die hij afborstelde en waar hij zinnen van bouwde. Zinnen waaruit woorden zijn weggelaten die hij misschien even vergeten is, woorden die eigenlijk helemaal niet nodig blijken te zijn. Want er is nog genoeg taal over: de poëtica van Ivar Schute. En in die taal schreef Schute Manzanilla, een handvol verhaaltjes die vreemd zijn, en prachtig, en nu zijn er nog meer archeologieverhalen in de maak, een echt boek dat u moet gaan lezen. Net als In de schaduw van een nachtvlinder natuurlijk.
Ivar Schute, In de schaduw van een nachtvlinder. Een archeoloog op zoek naar de sporen van de Holocaust, Uitgeverij Prometheus, ISBN 0 789044 642438
c Foto flesje: Sake Elzinga
1 thoughts on “Opgedolven woorden. Over ‘In een schaduw van een nachtvlinder’ en de poëtica van Ivar Schute”
Comments are closed.