Edith Meijering heeft haar atelier verbouwd en opgeruimd en opengesteld voor het publiek en weer eens schilderijen opgehangen waarbij je denkt: wow. Nieuw werk, nog in the making. Een ragfijn en kwetsbaar vrouwenportret is net af, daarnaast hangt een hertje met een parelketting, een lege hoody staat op de grond. Op de bar waaraan ze thee schenkt staan twee kleine werkjes op mini-ezeltjes die ik meteen in mijn tas wil stoppen.
Als ik me omdraai, bevind ik me ineens ‘In anderhalve kamer’ van Joseph Brodsky, dat prachtige essay over zijn ouders. ‘Er zijn twee kraaien in mijn achtertuin hier in South Hadley. Ze zijn behoorlijk groot, bijna als raven, en ze zijn het eerste wat ik zie iedere keer als ik met de auto thuiskom of wegga. Ze zijn hier een voor een verschenen, de eerste twee jaar geleden toen mijn moeder overleed, de tweede vorig jaar meteen na het overlijden van mijn vader. Of anders is dat de manier waarop ik hun aanwezigheid heb opgemerkt.’
Edith Meijering heeft haar ouders niet als kraaien geschilderd, maar als eksters, trouwringen tussen hun poten. ‘Ik probeer niet naar hen te kijken, of ik probeer in ieder geval niet op hen te letten’, schrijft Brodsky, maar van al die werken in het atelier wordt mijn blik juist naar de eksters toegetrokken.
‘Als ik eksters zie, moet ik steeds aan mijn ouders denken’, zegt Edith. ‘Hoe ze met elkaar in gesprek zijn, en of ze mij nog iets willen vertellen. Soms kom ik in een groep eksters ineens mijn hele familie tegen.’
In het schilderij is de ene ekster wat kleiner dan de andere. Met hun trouwringen staan ze verloren in de grijsgele ruimte. Achter de eksters zien we een kamer, niet de anderhalve kamer van Brodsky, maar een ruimte uit de jeugd van Edith Meijering, dat door een dun geschilderd gordijn deels aan onze blik wordt onttrokken. Toch kunnen we naar de antieke meubels koekeloeren, het ragfijne theeservies op tafel. Het gordijn beweegt zachtjes heen en weer, alsof er ergens een raam openstaat.
Ik denk aan Brodsky en dan aan Tarkovsky, hoe die twee hier heel even samenkomen in olieverf op doek, 60 x 80 cm, in een Zutphens atelier.
Joseph Brodsky, ‘In anderhalve kamer’, uit Tussen iemand en niemand (De Bezige Bij, 1987), vertaald door Frans Kellendonk en Kees Verheul.
1 thoughts on “Kraaien, eksters, gordijnen”
Comments are closed.