Het gebeurde op een kerstnacht, nu al weer jaren geleden. Ik liep over de dijk langs de IJssel naar huis. Het was een prachtige kerkdienst geweest en de kerstliederen klonken nog na in mijn hoofd. Er is een roos ontloken. Midden in de winternacht. Zacht neuriede ik ze mee. En daarna gezellig nog een glas glühwein met iedereen. Nou ja, een paar glazen. Ik moest nog een flink stuk naar huis lopen tenslotte.
Inmiddels was het weer gaan sneeuwen. Toch gloeide er een rozerode streep aan de horizon, alsof de hemel daar op het punt stond om open te breken en ruimte te geven aan de engelenkoren. Het was doodstil. Het enige dat ik hoorde, waren mijn eigen voetstappen en mijn geneurie. Inmiddels was ik aangekomen bij Nu sijt wellecome, Jesu lieve Heer. En gelukkig maar, dat ik niet uit volle borst zong, anders had ik dat vreemde geluid nooit gehoord. Er lag iemand te krijten. Of verbeeldde ik het me? Ik schudde met mijn hoofd om mijn rare gedachten te verjagen en zette er weer flink de pas in, op het ritme van Hoe leit dit kindeken. Maar ik hoorde het opnieuw, ik verbeeldde me helemaal niets, er lag een baby te huilen. Een hele kleine baby. Een pasgeborene. En het gejank leek wel uit de IJssel te komen. Ik klauterde de dijk af, in de richting van het water. De sneeuw lag hier meer dan enkelhoog. Even was het even stil, maar zodra ik mijn pas in hield hoorde ik het opnieuw. Alsof iemand mij riep.
Daar moest het zijn, aan het einde van de IJsselkrib. Iemand had er een kerststukje neergezet. Een kaarsvlammetje verlichtte de onderste bladeren van een witte kerstroos. Op het moment dat ik stilstond om van het poëtische tafereel te genieten, begon het gehuil weer, het ging door merg en been. De basalten stenen van de IJsselkrib waren spekglad en op handen en knieën kroop ik naar de kerstroos.
Ik kon mijn ogen niet geloven. In het licht van de kaars lag daar een kindeke, kleiner dan de nagel van mijn pink, dat hartverscheurend huilde. Als ik het optilde, werd het stil. Als ik het weer neerlegde, zette hij het op een krijsen. Ik stopte het kindeke in mijn jaszak en kroop terug naar de oever. Ik strompelde door de sneeuw de dijk op en liep in hoog tempo naar huis, terwijl ik heel snel de resterende kerstliedjes neuriede.
Thuis was het lekker warm. Nadat ik mijn pantoffels had aangetrokken en het licht van de kerstboom had aangestoken, haalde ik het kindeke uit mijn jaszak. Zijn geschreeuw vulde het hele huis. Ineens wist ik het weer, hoe je een kerstkind toe moest spreken.
‘Ei’, riep ik hem toe. ‘Ei, zwijgt toch stil, su su en krijt niet meer.’ En verdomd, hij hield zich stil. Sterker nog, vanonder mijn vergrootglas kon ik zien dat het tevreden lag te duimen. En met het vergrootglas kon ik ook zien dat het inderdaad een jongetje was. Wat wilde dit kind van mij? En waarom was het aan mij verschenen? Kon het wel bestaan, een kerstkind kleiner dan de nagel van mijn pink? Terwijl ik me dit af zat te vragen, begon er een andere baby huilen. Even dacht ik dat het gehuil uit de televisie kwam. Pas toen ik naar de sneeuwbal keek die naast de televisie stond, ging me een lichtje op. Zacht schudde ik aan de bal. Het begon te sneeuwen op het kind, op de os en de ezel, en op Jozef en Maria. Ik tuurde naar binnen, en zag het kind in de kribbe. Het wapperde met zijn armpjes.
Met de sneeuwbal in mijn handen liep ik naar de keuken. Ik hield de bol ondersteboven en bekeek de onderkant. Made in China. Voorzichtig trok ik de bodem los, waar de kerstvoorstelling op vastgeplakt zat. Het water met de sneeuw liet ik in een plastic bakje lopen.
Allebei de kerstkinderen waren inmiddels tot bedaren gekomen, alsof ze voorvoelden wat er ging gebeuren. Met mijn vergrootglas keek ik in de kribbe. Gek, dat me dat nog nooit was opgevallen. Naast het kerstkind dat daar al lag, was er duidelijk nog plaats voor een tweede. Ik rommelde in de keukenla tot ik een tubetje tweecomponentenlijm vond. Met een pincet pakte ik de vondeling op. Ik liet een minuscuul druppeltje lijm op zijn billen vallen en plakte hem in de kribbe, naast zijn broertje. Ik liet het geheel goed drogen, goot het water met de sneeuw terug in de glazen bol, en schroefde de kerstvoorstelling op zijn plaats. Nu nog een beetje lijm tussen de bovenkant en de onderkant om er zeker van te zijn dat de sneeuwbal niet leeg zou lopen. Nadat ik het karweitje af had, hield ik de bol voor mijn ogen en schudde tot het begon te sneeuwen op de heilige familie, die eindelijk compleet was.