In de jaren tachtig behoorde ik tot de generatie die het dagboek van Etty Hillesum verslond. Ik volgde zelfs een jaar lang een studiekring die aan het dagboek was gewijd en in de vele jaren erna pakte ik het nog regelmatig uit de kast. Later schafte ik De nagelaten geschriften aan, dat niet alleen een uitgebreidere versie van het dagboek bevatte, maar ook vele brieven. In verschillende levensfases kon ik me met verschillende ‘Etty’s’ identificeren: haar liefdesgeschiedenissen, haar liefde voor de literatuur, haar zoektocht naar God, haar plek in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Ik herlas haar werk opnieuw toen ik directeur werd van Herinneringscentrum Kamp Westerbork en alweer kregen de teksten een hele betekenis. De brieven van Etty Hillesum uit kamp Westerbork behoren tot de meest aangrijpende ooggetuigenverslagen uit de ‘Westerbork-literatuur’.
Zoals bij vele lezers riep het dagboek ook bij mij dubbele gevoelens op. Ik las Etty Hillesum graag vanwege haar zelfonderzoek, haar vrije geest, haar belezenheid. Ik bewonderde haar vanwege de discipline waarmee ze haar dagboek bijhield. Maar haar belangstelling voor het mystieke, die me in de jaren tachtig zo had gefascineerd, vond ik door de jaren heen ingewikkelder. Het stond me ook tegen dat ze voor veel lezers inmiddels een bijna heilige status had gekregen. De scènes waarin ze met handleeskundige Julius Spier aan het stoeien was sloeg ik steeds vaker over, ik kon ze moeilijk plaatsen in mijn fascinatie voor de intellectuele en onafhankelijke Etty. En waar ik haar in de jaren tachtig nog bewonderde om haar onverbiddelijke keuze voor het Joodse volk, begreep ik in de loop van de jaren steeds minder waarom ze de kansen om onder te kunnen duiken niet had aangegrepen.
Hoe zou Judith Koelemeijer haar biografie gaan schrijven, vroeg ik me af toen ik hoorde dat zij aan dit boek werkte. Zou ze een heel leven kunnen reconstrueren rondom een dagboek dat zich over een periode van tweeënhalf jaar uitstrekt en waaraan ook nog eens enkele cahiers ontbreken? Hoe zou ze de therapeutische worstelpartijtjes van Julius Spier plaatsen nu we in de 21e eeuw zijn aangekomen? Op welke manier zou ze Etty’s spiritualiteit duiden? Welk licht zou ze laten schijnen op de keuze van Etty om niet onder te duiken? Zou ze haar laatste levensdagen kunnen reconstrueren? Welke antwoorden zou Judith Koelemeijer geven op de vragen die ik al zolang stelde? En welke stem zou ze voor het boek kunnen vinden?
Afgelopen week was het eindelijk zover. Ik las de biografie Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven in één adem uit. En tijdens het lezen deed het dagboek zich aan me voor als een huis, waarin haar biografe vele vensters opent om ons mee te nemen, het leven van Etty Hillesum in. Op de dag van Etty’s ‘wedergeboorte’, 3 februari 1941, open je een venster en je staat ineens op het Rembrandtplein, waar de mannen van de WA, de knokploeg van de NSB, binnenstampen in Café de Kroon. Op 18 mei 1942 doe je het raam naar het Museumplein open, waar Etty die dag ‘de architect van haar eigen ondergang recht in het gezicht kon kijken’. De hoogste baas van de SS, Heinrich Himmler, was in Nederland en inspecteerde op die dag op het Museumplein het nieuwe politiebataljon van Amsterdam.
Achter een ander venster wordt ons een blik gegund op de familiegeschiedenis van Etty’s Russische moeder (en vindt Koelemeijer verre familieleden); er gaan vensters open om de relatie met Julius Spier te beschrijven en te duiden (ja, het gerollebol, maar vooral de diepgaande invloed die Spier heeft gehad op Etty’s religieuze ontwikkeling wordt door Koelemeijer geanalyseerd); achter vele andere vensters vinden we minnaars, Rilke, Russische literatuur. En iedere keer als er een venster gesloten wordt, keren we weer terug naar het dagboek zelf en naar de realiteit van Etty’s dagelijks leven. Een ongelofelijk goed gevonden constructie, die Etty’s levensverhaal meeslepend maakt ook voor degenen die haar dagboeken niet kennen. En een constructie die de mogelijkheid biedt om anderen een stem te geven wanneer de stem van Etty ontbreekt. Mozaïeksteentjes die allemaal nauwkeurig in elkaar passen en samen een verhaal maken van Etty’s leven.
Het fundament onder het huis is de spirituele ontwikkeling van Etty, die we door haar dagboeken op de voet kunnen volgen. De oorlogsomstandigheden werken als een snelkookpan: Etty’s geestelijke verdieping ontwikkelt zich onder invloed van Julius Spier in een duizelingwekkend tempo. ‘Dankzij Spier had ze toegang gekregen tot onvermoede, diepere krachten in zichzelf. Ze had geleerd in-sich-hineinzuhören; zich niet langer te laten leiden door wat van buiten op haar afkwam, maar door wat vanbinnen in haar opsteeg’, schrijft Koelemeijer.
En zo worden oorlog en vervolging voor Etty allereerst een innerlijke beproeving waar ze een antwoord op vindt door een ‘stille, onverwoestbare kathedraal’ in zichzelf te bouwen. Ze voelt een steeds grotere innerlijke rijkdom en durft er steeds meer op te vertrouwen dat ze geestelijk weerstand kan bieden aan het gevaar, dat ze onder alle omstandigheden een toevlucht in zichzelf kan vinden, schrijft Koelemeijer. ‘Er was geen ander antwoord op de terreur, hield zij zichzelf voor, dan de weg naar binnen te volgen, en de haat uit te roeien waar deze begon: in de harten van de mensen, om te beginnen bij jezelf.’
De uiterste consequentie van Etty’s levenshouding was haar overtuiging dat ze bij ‘haar’ Joodse volk moest blijven. Ze kon en wilde zich niet aan deportatie onttrekken: ze wilde haar innerlijke kracht gebruiken om anderen op te richten en kracht te geven. Velen waren er, ook in Etty’s naaste vriendenkring, die die keuze niet begrepen. Gelukkig laat Judith Koelemeijer ook deze tegenstemmen aan het woord waarmee ze Etty ontdoet van de zweem van heiligheid die haar soms omringt. Sommige vrienden begrepen haar religiositeit niet en raakten geïrriteerd door haar ‘zweverige idealisme’ en de ‘hocus pocus’ van het ‘handengedoe’ van Julius Spier. Bij Gerhard Durlacher kwam Etty’s opstelling ‘extatisch en opgewonden’ over. ‘Maar’, voegde hij eraan toe: ‘er was geen vervalsing bij, geen hypocrisie. Zij had haar eigen, bijna mystieke bestemming.’
Zo volgen we Etty tot 7 september 1943, wanneer ook zij op transport wordt gesteld. Haar vriend Jopie Vleeschhouwer zag de trein naar Auschwitz vertrekken met Etty (‘een vroolijk daaag’) in wagon 12. En dan opent het laatste venster zich. Het uitzicht is nevelig, want over die laatste dagen (of waren het weken? maanden?) valt niets met zekerheid te zeggen. Maar Judith Koelemeijer neemt ons bij de hand en gidst ons dankzij haar minutieuze onderzoek op briljante wijze langs verschillende scenario’s. En dan komt ze bij de allerlaatste vraag waar we nooit een antwoord op zullen krijgen: ‘Altijd was ze bang geweest voor de waanzin, de gekte die in haar familie verscholen lag. Ze was Spier voor altijd dankbaar omdat hij haar had geleerd op de kracht van haar geest te vertrouwen. Maar nu lag de waanzin buiten haar, in het kamp, waar normale menselijke regels en wetten niet langer golden en elke moraal ontbrak. Hoe moest ze zich daartoe verhouden?’
Etty Hillesum had zich geen betere biografe kunnen wensen.
*
De NOS zond op 4 mei 2021 een documentaire uit over de zoektocht van Judith Koelemeijer naar Etty Hillesum. Je kunt de documentaire hier bekijken.
Judith Koelemeijer, Etty Hillesum – Het verhaal van haar leven verscheen bij Uitgeverij Balans