De zwager van Konstantin Paustovski

In 1936 trouwde Konstantin Paustovski met zijn tweede vrouw, Valeria Vladimirovna Navasjina (Valisjevskaja). De twee hadden elkaar al in 1923 leren kennen in Tiflis: een onverwachte, korte en hevige passie. Na zijn scheiding van Katja oftewel Konijntje (zie ook Wel een hondje en geen mobiel) zou Paustovski met Valeria oftewel Vosje trouwen. Met haar maakte hij de Tweede Wereldoorlog mee, de brisantbom die insloeg in hun woning, de evacuatie uit Moskou, de armoede. Het was ook Valeria die hem aanraadde zijn levensherinneringen op te schrijven. ‘Jij was het die mij overhaalde dit boek te schrijven, en hier heb je het’, schreef hij in het voor haar bestemde exemplaar van Verre jaren.

Op bladzijde 163 van Goudzand is een portret van Valeria afgebeeld. 

Het is getekend door haar broer, Zymunt (Zyga) Waliszewski, en over hem wil ik het hier hebben. Want Waliszewski was een interessante kunstenaar met een bijzondere levensloop. Hij werd geboren in St Petersburg, maar verhuisde als kind naar Tiflis (Tblisi). Volgens de overlevering werd hij met een penseel in de hand geboren en hij was elf toen hij voor het eerst exposeerde op de tentoonstelling ‘Wonderkind’. In de Eerste Wereldoorlog vocht hij in het Russische leger, hij ging naar Moskou en kwam daar in contact met de kunstenaars van de avant-garde. Als ‘futurist’ trok hij daarna naar Krakau, waar hij ging studeren aan de Academie voor Schone Kunsten. Hij werd lid van de kunstenaarsgroep ‘De Kapisten’ (waartoe ook Józef Czapski behoorde) en verbleef met hen een aantal jaren in Parijs. Ik heb het altijd een beetje jammer gevonden dat hij zich daar liet meevoeren door het post-impressionisme van Bonnard, maar de avant-garde was inmiddels uit de mode.
Hij schilderde indringende zelfportretten.

In Parijs werd Zyga ziek, hij leed aan de ziekte van Buerger en zijn beide benen werden geamputeerd. Hij keerde terug naar Polen, trouwde met Wanda, leefde in een ten hemelschreidende armoede, en overleed veel te vroeg, hij was nog geen veertig. Hij maakte veelzijdig werk: hij beschilderde plafonds in het Krakause kasteel op de Wawel (hoe kwam hij zonder benen naar boven?) en werkte voor het theater. Door Wanda werd hun leven beschreven in een boekje waarvan ik de titel nergens meer terug kan vinden.

In 1961 reisde Paustovski naar Polen. In een buitenwijk van Warschau bezocht hij Wanda – zijn schoonzus, de weduwe van Zyga. ‘Ik hoopte erop dat in dit stille huis aan de Finlandskajastraat in Saska Kępa veel schilderijen van hem bewaard zouden zijn en dat was gelukkig het geval. Wanda Waliszewska liet ons een keur aan schilderijen en tekeningen zien. Deze waren met de grootst mogelijke zorg opgehangen in de simpel ingerichte, koele kamers die blinkend schoon waren als de kajuiten op een schip. Er heerste zo’n uitbundig licht dat het leek alsof heel de weerspiegeling van de vlakbij gelegen Wisła naar binnen viel.’

Alles wat Wanda over Zyga vertelt, klopt met het beeld dat Paustovski van hem had: een eenvoudige, wat bedeesde, erg kinderlijke man, die net als alle begaafde mensen de de eigenschap bezat veel en doelgericht te kunnen werken ‘zonder ooit verraad te plegen aan heilige wetten van de schilderkunst die hij voor zichzelf ontdekte en in zijn doeken tot uitdrukking bracht.’ Die kinderlijkheid trok Paustovski het meeste aan: ‘Van alle eigenschappen die talentvolle mensen bezitten, is deze misschien wel de leukste. Heine en Poesjkin, Burns en Bagritski, Mozart en Picasso, in ieder van hun heeft hun leven lang een kind gescholen.’ (Paustovski zou zichzelf hier natuurlijk ook moeten noemen).

In De sprong naar het Zuiden geeft Paustovski antwoord op mijn vraag: hoe kon Zyga de plafonds van de Wawel met fresco’s beschilderen? ‘Daartoe werd hij met een lier onder de hoge gewelven van de zaal gehesen, waar hij de hele dag op zijn rug lag te schilderen. Op het laatst kon zijn uitgeputte hart zo’n inspanning niet mee aan en begaf het; zo stierf hij met de kwast nog in zijn handen.’

Waliszewski maakte trouwens ook een tekening van zijn moeder, de schoonmoeder van Konstantin Paustovski.

(Wordt vervolgd)

Konstantin Paustovski, Goudzand. Verhalen, dagboeken en brieven. Samengesteld en vertaald door Wim Hartog, Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam, 2016, ISBN 9789028261228

De zelfportretten van Waliszewski bevinden zich in het Nationaal Museum van Warschau (de twee bovenste), het Nationaal Museum van Wrocław (midden) en het Nationaal Museum van Krakau (onder), en dateren resp. uit 1914-1918, 1920, en 1922. Het portret van Paustovski’s schoonmoeder (1920) bevindt zich in het Nationaal Museum van Warschau.